Ik wil vandaag wiskunde doen!

Door Reinier Bosch

Een jonge schoolgenoot van vijf jaar oud kwam vandaag langs om te vertellen dat hij graag wiskunde wil doen. Hij had dit al een keer tegen een samenwerker gezegd en deze had dit aan mij laten weten, dus ik was voorbereid op de vraag. Hij vertelde dat hij ook een schrift voor rekenen heeft thuis, maar vandaag had hij die niet bij zich. Hij wilde toch wel graag meteen aan de slag, dus ik zei: “Laten we wiskunde gaan zoeken in de school.”

En zo gingen we op pad. Het eerste ding dat we tegenkwamen was een dartboard dat klaar lag om opgehangen te worden. Ik begon over de vorm, want het leek me goed om ook te vertellen over andere kanten van wiskunde dan het rekenen dat hij al kent. “Rond” was zijn antwoord. Ik vertelde hem dat je dit in wiskunde een cirkel noemt. Vervolgens merkte hij de metalen rand op, die je niet kunt draaien, omdat hij vast zit. Zo vond hij ook de cijfers op de metalen rand. Ik heb hem uitgelegd dat je bij darten een precies aantal punten probeert te halen en dat elk vakje een aantal punten waard is. En dat de kleine, moeilijke vakjes meer punten waard zijn dan de grote vakken. Ook deze puntentelling is wiskunde. Toen wees hij uit het raam, want daar had hij een stuk regenpijp zien liggen. “Ook rond,” zei ik. Dit noem je een ruimtefiguur in de wiskunde. Een cilinder. Hij nam dit aan en vertelde dat aan de andere kant van de school een opslag is. Daar liggen vast nog meer regenpijpen.

We kwamen bij onze tweede wiskundige onderwerp: afstand. We besloten de afstand in stappen te meten van hier naar de andere kant van de school. Tot 39 stappen ging dit zonder problemen. Maar wat kwam er ook al weer na dertig. Ik hielp hem op weg en hij ging rustig door tot 59, kleine hapering, en uiteindelijk waren het ongeveer 62 stappen naar de andere kant van de school. Toen vroeg ik: “Zou ik evenveel stappen moeten zetten als jij om naar de andere kant te komen?” Hij dacht eerst meer, maar we hebben het getest door allebei 10 stappen te zetten. Ik kwam duidelijk verder, dus ik zou minder stappen nodig hebben.

We stonden naast de grote ruimte waar grote bouwmatten liggen om hutten te bouwen. Ik vertelde hem nog wat meer over ruimtefiguren, zoals balken en prisma’s, en toen ploften we neer op de bank. Hij klom vervolgens achter de bank en zei dat het een verstopplek voor kinderen is. Ik kon daar niet achter, want ik ben te groot. “Maar jij hebt dan wel het voordeel dat je sneller aan de andere kant van de school bent,” zei hij. Het was duidelijk dat er wat van het onderwerp afstand was blijven hangen.

Nog even hebben we verder gepraat over het bouwen van hutten en dat je om te bouwen ook wiskunde gebruikt. Toen keken we naar buiten en zagen een paar kinderen over het terrein lopen naar de bosrand, waar ze volgens hem ook hutten bouwen. Hij mag daar zelf alleen heen met een samenwerker, en toen vertelde hij over hoe hij naar de speeltuin in zijn buurt loopt. Hij noemde de speeltoestellen en samen bedachten we hoeveel kinderen we mee konden nemen naar de speeltuin. Twee kinderen op de schommels en ook twee op de wip. Op het klimrek was wel plek voor acht kinderen en nog drie op het duikelrek. Toen kwamen we wel op een probleempje uit, want de zandbak was zo groot dat het moeilijk in te schatten is hoeveel kinderen daar in kunnen spelen. Hij had hem nog nooit te vol gezien. Maar we concludeerden wel dat hij alle kleuters van DOE zou kunnen meenemen naar de speeltuin.

Toen veranderde het onderwerp in een feestje waar hij was geweest. Het jarige meisje had vijf kinderen uitgenodigd, want ze was vijf geworden. Ik vroeg met hoeveel kinderen ze dan op het feestje waren. “Zes,” zei hij, “of nee zeven.” Er was namelijk ook een zusje bij. Ik zei dat logica ook wiskunde is, zoals weten dat wanneer iemand mensen uitnodigt, je ook te persoon van het feestje moet meetellen.

Ondertussen waren een paar oudere school-genoten begonnen met het maken van muziek in de ruimte ernaast en stelde mijn wiskunde-partner voor om te dansen als je muziek hoorde. De muziek stopte namelijk soms even en ging dan weer door. Na nog even genoemd te hebben dat er ook veel wiskunde in muziek voorkomt, en een tijdje het spelletje gedaan te hebben, besloten we dat de les zo wel lang genoeg had geduurd. Ik ging weer terug naar de studieruimte en hij ging verder met dansen en spelen.

Vandaag was mijn eerste dag op DOE. Ik ken het democratisch onderwijs al 11 jaar, en weet door ervaring dat de meeste interessante dingen spontaan gebeuren. Deze wiskundeles is daar een voorbeeld van. Hoewel sommige dingen die ik vertelde nog niet zullen blijven hangen, werd me duidelijk dat hij met plezier met wiskunde bezig is geweest en daarbij aardig wat heeft opgepikt. Volgende week werken we vast met zijn schrift aan wat sommetjes en een andere keer zullen we wellicht ruimtefiguren gaan knutselen. Ook is het mogelijk dat dan weer iets anders zijn interesse trekt. Het is allemaal goed: hij heeft geleerd om die interesses te volgen en hij weet nu iemand om vragen aan te stellen. Voor mij is deze manier van aansluiten bij de leerwensen van kinderen de beste manier om ze te laten ondervinden dat zij de leiding kunnen hebben over hun leerproces en de samenwerkers in de school voor ze klaar staan om ze daarbij te helpen.

Vorige
Vorige

In het DOE-atelier

Volgende
Volgende

Dit is het nu